De warmwaterketelmannetjes

Weet jij hoe het komt dat het water in de zee in de winter koud is en in de zomer warm? Het is niet wat je denkt. Je denkt natuurlijk dat het komt omdat het in de winter koud is en in de zomer de zon schijnt die het water warm maakt. Nee, het is heel wat anders. Eigenlijk is het een groot geheim dus je mag het niet doorvertellen.

Ergens op deze aardbol ligt een klein landje. Heel stiekem. Zo stiekem dat er niet eens een landkaart van bestaat. Ik zal je vertellen hoe dat landje heet; Waterstein (ssssssssssstt, niet doorvertellen hoor!). In Waterstein wonen hele bijzondere mensjes. De warmwaterketelmannetjes. Ze zijn eigenlijk net zo klein als kabouters alleen hebben ze geen puntmutsen maar groene badmutsen. Ze kunnen ook heel goed zwemmen. Dat is heel belangrijk want ze werken veel op het water. Maar ze werken alleen in de zomer. Nooit in de winter. In de winter vieren ze namelijk alleen maar feest. Dat is wel een beetje gek, of niet? De hele winter feest vieren? Maar ´s zomers werken ze heel hard en heel veel. Het werk dat ze ’s zomers doen is nu eigenlijk het geheim waar ik het net over had.

Ieder warmwaterketelmannetje heeft een vlotje. Dat vlotje is gemaakt van boomstammetjes en op die vlotjes staan kleine keteltjes. In die keteltjes maken ze warm water. Ieder jaar in de lente gaan alle warmwaterketelmannetjes op pad. Dan pakken ze hun vlotjes en varen over de zeeën van de wereld. Ondertussen puffen en kraken hun keteltjes dat je er dol van zou worden. Ze maken steeds maar meer en meer warm water. Dat is heel veel werk. Want je weet vast dat er heel veel zeeën zijn met heel veel water. Dus er moet flink doorgewerkt worden. Maar langzaam maar zeker wordt het water van de zeeën een beetje warmer. Net zo lang tot het water zeg maar een beetje lauw is.

Die warmwaterketelmannetjes gaan al wel duizend jaar lang op pad met hun vlotjes. Gelukkig maar want anders zouden de mensen niet in zee kunnen zwemmen omdat het water zo koud was.

Maar laatst gebeurde er iets vreemds… De warmwaterketelmannetjes maakten zich, net als anders, klaar om met hun vlotjes de zeeën op te gaan en hun werk te doen. Ze stopten eten en drinken voor onderweg in hun rugzakjes. Daarna controleerden ze hun vlotjes en de warmwaterketeltjes. Maar er was iets heel raars aan de hand. De keteltjes deden het niet meer. Geen één! Snap je dat nou? Wat ze ook deden, wat ze ook probeerden, de warmwaterketeltjes deden het gewoon niet meer. ……. Totdat een van de ketelmannetjes in zijn warmwaterketeltje een briefje vond waarop stond geschreven;

Koning Kabbelmeer sprak een toverspreuk
hij vindt de keteltjes niet leuk
want in warm water leeft hij niet fijn
daarom mag het water van hem wel koud zijn

Ooooooo, dus zo zat dat. Koning Kabbelmeer leeft namelijk onder water. In zijn waterpaleis. Het is best wel een lieve koning hoor, maar soms is hij een beetje flauw. Gewoon omdat hij zich verveelt. Dus daarom had hij de spreuk gesproken. Gewoon om de warmwaterketelmannetjes te plagen. Dat deed hij wel eens vaker. Soms zorgde hij voor hoge golven zodat de warmwaterketelmannetjes heel moeilijk op zee konden varen en soms verstopte hij hun vlotjes onder het zeewier. En nu dit weer! Het moest niet gekker worden. Zo konden de ketelmannetjes hun werk toch niet doen? Er moest iets gebeuren!

Ze kwamen bij elkaar en gingen in een grote kring zitten om te praten over Koning Kabbelmeer. ‘We gaan het paleis van Koning Kabbelmeer bestormen,’ riep er eentje en een ander riep ‘We stoppen stiekem heel veel zout in zijn eten,’ en ‘we verstoppen de Koninklijke Waterkoets onder het zeewier.’ ‘Zeg, zeg, zeg, wat zeggen jullie rare dingen,’ sprak een wijze stem. Het was het Opper- warmwaterketelmannetje. Hij was de oudste van allemaal en daarom wist hij overal een oplossing voor. ‘We moeten Koning Kabbelmeer juist helpen! ‘Helpen?’ riepen ze allemaal in koor? ‘Ja’, zei het Opperketelmannetje, ‘het is toch zielig. Koning Kabbelmeer verveelt zich heel erg. Hij heeft niets te doen. Hij hoeft niet te werken. Hij hoeft niet te koken en niet schoon te maken. We moeten iets voor hem verzinnen. Iets leuks dat hij kan doen zodat hij zich niet meer verveelt en ons met rust laat.’ Tsja, zo hadden ze het nog niet bekeken. Maar als het Opperwarmaterketelmannetje het zei, dan was het waarschijnlijk zo.

Het Opper warmwaterketelmannetje dacht eens heel diep na. ‘Ik heb de oplossing gevonden,’ sprak hij verstandig. ‘We vragen Koning Kabbelmeer om op Waterstein te passen wanneer wij aan het werk zijn. Dat betekent dat hij moet zorgen dat er geen rare dingen gebeuren in Waterstein. Bovendien moet hij de plantjes water geven maar ook voor alle dieren zorgen. Dat is niet zomaar een klus. Dat is een moeilijke klus, maar dat kan Koning Kabbelmeer wel. Bovendien is het best veel werk, dus Koning Kabbelmeer zal zich dan vast niet meer zo snel vervelen.’ Dat vonden alle warmwaterketelmannetjes een goed idee.

En zo gebeurde het dat Koning Kabbelmeer in de zomer op Waterstein paste. En in de winter? Dan vierde Koning Kabbelmeer samen met de warmwaterketelmannetjes feest. De hele winter lang. De warmwaterketelmannetjes hadden nooit meer last van de flauwe grappen van Koning Kabbelmeer en werden dikke vriendjes.

Post navigation