Holletje

Elke morgen wandel ik een eindje met de hond. Makker, heet de hond. Door hetzelfde laantje gaan we steeds. Tussen struiken en bomen door. Jaar in jaar uit. Als het regent heb ik laarzen aan. De hond niet. Als het sneeuwt heb ik dikke sokken in de schoenen. Makker niet. Die heeft niet eens schoenen. Wel vaak vieze poten als we door het laantje hebben gelopen. Vooral als hij heel vrolijk en wild achter de tennisbal aan heeft gehold. Want dan kijkt hij niet waar hij loopt. Dan springt hij in alle plassen tegelijk. En een lol dat hij heeft. Ik niet, want ik moet steeds die vieze poten en de modderbuik schoonpoetsen met een oude handdoek.

Zo nu en dan zit er in het zand van het paadje een gaatje. De tennisbal van Makker kan er gelukkig niet in. Maar het is een mooi rond holletje. Het is het holletje van Kasper, denk ik. Ken je Kasper niet? Ach, je hebt hem vast wel eens gezien.
Kasper is de beroemdste raceveldmuis van Nederland. En je moet weten dat er onder de grond overal racebanen liggen, kleine racebanen. Het is net als die pijpen die mensen onder de grond stoppen, je weet wel, die groene en blauwe, om daar berichten door te sturen, met de telefoon en de computer. Dat gaat door draden die ze in die buizen stoppen. Nou voor Kasper en zijn vrienden hoeft dat helemaal niet, draden door buizen trekken, om een berichtje naar een vriendje te schrijven. Of om te bellen met mamma of hij wat later thuis mag komen omdat ze net zo leuk aan het spelen zijn en hij aan het winnen is. Nee, Kasper en zijn vriendjes rennen zelf door die buisjes. Kasper heeft al heel wat wedstrijden gewonnen. En voor z’n plezier doet hij het ook. Als hij zijn vriendje even wil spreken, nou, dan rent hij de linker buis in en dat twee keer rechtsom en dan een eindje schuin naar beneden en dan is hij er. Kan hij lekker met zijn vriendje nintendo-en.

Dat hij dus geleerd heeft om zo veel te lopen en zo snel, dat zul je wel snappen. Hij is dan ook niet toevallig de nationale raceveldmuiskampioen. Hoe dat zo gekomen is, vraag je? Nou, Kasper die woonde een poos onder de oude eik. En dan moest hij om naar de veldmuizen kleuterschool te kunnen een heel eind lopen. Ja, lopen. Veldmuizen lopen, onder de grond dus. Net als mollen, die doen dat ook. De juf van de veldmuizenkleuterschool vond dat Kasper zo hard kon rennen. Juf was eens met Kaspers vader en moeder komen praten. Of Kasper niet aan een wedstrijd mee mocht doen. Tja, had pappa gezegd, is hij daar nog niet wat jong voor? Nee, hoor, had juf gezegd, hij is niet eens een van de jongsten. Mag hij het een keer proberen? Dat mocht. En toen heeft Kasper de tweede prijs gehaald. En had hij de smaak te pakken. De volgende wedstrijd was van het grote eikenbos. En daar won hij de eerste prijs. En hij kreeg een lint met medaille. En dat hangt nou nog in zijn holletje aan de muur.

Hoe ik dat weet, van dat holletje en dat gaatje en die buizen en zo? Nou, op een dag was Makker, de hond, zijn bal kwijt. En als Makker zijn bal kwijt is, dan gaat zijn kleine staartje heel snel heen en weer en dan zoekt en snuffelt hij overal tot hij de bal weergevonden heeft. Dit keer duurde het wel heel erg lang. Ik stond geduldig te wachten toen ik door Kasper werd aangesproken. Of ik die hond van me eens wat manieren kon leren. Zo onbeleefd als hij tegen veldmuizen deed. Ben jij dan een veldmuis, vroeg ik. Ja, zei Kasper, van wie ik later pas hoorde dat hij zo heet. En wat doet Makker dan verkeerd? vroeg ik. Hij doet niks verkeerd, zei de veldmuis, maar als hij dat ronde ding zoekt, de bal, ja, zo noemen jullie grote tweebeners dat, dan stampt hij overal dwars door heen en dan maakt hij alles kapot. Pas was ik een luchtgaatje aan het maken, hier vlakbij, en hij wees met een van zijn voorpootjes, het rechter voorpootje natuurlijk (welopgevoede veldmuis als hij was), naar het gaatje dat ik die morgen ontdekt had in het laantje. Pas was ik dus een luchtgaatje aan het maken, komt me daar dat grote bruine monster op me af stampen. Ik kan hard lopen maar dat was me toch een schrik.

“Wat vervelend voor je”, zei ik met een klein lachje, want ja ik kon er niks aan doen, maar ik moest lachen: “Wij lopen elke dag wel twee, drie keer over dit paadje en nou komt er een keer een veldmuisje langs en nou moet ineens die arme hond manieren leren”. Maar misschien had de veldmuis wel gelijk. Op mijn vraag of dat gaatje dat ik wel eens vaker had gevonden, of dat altijd een luchtgaatje is, kwam het hele verhaal. Van al die buizen onder de grond en van de wedstrijden en ja, als je een eind gerend hebt dan moet je rusten, dat zijn de regels en dan moet je uit de buis. Soms is er zo’n gaatje naar boven. Soms moet je het zelf maken. En dan moet je rusten. Een uur. En dan mag je weer verder. Dus laat er ook alsjeblieft in dat uur geen hond of kat komen, want dan moet ik de buis weer in en dan krijg ik mijn rust niet.

Ik beloofde Kasper dat ik er goed op zou letten. En met een vrolijke piep verdween hij weer onder de grond om naar de dikke eik te rennen, die bij de toren van een kasteel stond, had Kasper gezegd. Waar? had ik gevraagd. Ja dat wist toch iedereen, was het antwoord van Kasper. Ik mompelde: Ja natuurlijk, al had ik geen idee waar hij het over had. Maar wie weet kom ik hem nog wel een keer tegen en dan vraag ik hem om het op de landkaart aan te wijzen, Of hebben veldmuizen geen landkaarten nodig, kennen ze de weg wel uit hun hoofd, ook als ze die lange wegen moeten rennen met hun wedstrijden?

Post navigation