Kris, Kras en de hondenrace deel I

Het was winter in Gekkomania, de stad waar Kris en Kras wonen. Kris is een heel erg bijdehand jongetje en Kras is zijn lieve, maar o zo, irritante zusje. Wanneer er kattenkwaad uitgehaald was in Gekkomania stond de burgemeester binnen een half uur bij Kris en Kras op de stoep omdat zij er vast wel weer wat mee te maken hadden. En dat was meestal (nou ja, altijd eigenlijk) wel zo.

Tot nu toe hadden ze heel erg veel gedaan maar dat ze de kat van de buurvrouw vast hadden gebonden aan een luchtballon die net omhoog ging was toch wel het ergste. ‘Ja, ehh, hij heet toch niet voor niets Vlieg?’was hun commentaar. Twee weken moesten ze daarvoor thuis blijven. Maar binnen was er ook genoeg te beleven.

Zo hadden ze een geheime hut gebouwd op zolder, achter de koffers en de spullen voor de kerst. In die hut hielden ze elke week een geheime vergadering, van hun geheime club. Er waren niet zoveel leden van de club, maar twee eigenlijk. Alleen Kris en Kras dus. Want andere kinderen zouden vast wel weer vervelend gaan doen, en die durfden toch niets. En Kris en Kras durfden alles. Want in een saaie stad moest voor wat actie worden gezorgd. Toch?

De twee weken huisarrest waren voorbij en Kris en Kras waren voor het eerst weer op straat. Het was erg koud buiten en ze doken diep weg in hun jassen om toch nog een beetje warm te blijven. Ze verveelden zich een beetje want er was niemand op straat waarmee ze konden spelen. En er was ook nog geen sneeuw….

Toen kwam Timmie de hoek om. Timmie was het braafste jongetje van de buurt en zijn ouders waren zo netjes dat zijn moeder hem elke dag naar school bracht, hem dan uit de auto tilde en op zijn plaats in de klas neerzette om er voor te zorgen dat zijn schoenen niet vies werden. En het ergste was dat Timmie dat helemaal niet erg vond! Hij vond het wel leuk om zo gedragen te worden. Kris en Kras keken verbaasd op toen ze zagen dat Timmie alleen was. ‘Zo Timmie, durf je dat wel? Alleen op straat!! Zonder je moeder? Ben je niet bang dat je vies wordt?’ Timmie stak zijn kin in de lucht en liep zonder iets te zeggen door. De oogjes van Kris en Kras begonnen te glinsteren want ze hadden nu iets om te doen; Timmie plagen. Timmie liep nog steeds verder met zijn kin in de lucht en een hand in zijn jaszak.

Kris en Kras trokken een sprintje om naast hem te kunnen lopen. Timmie keek even verbaasd op en werd een beetje rood maar hij zei nog steeds niets. Kris stak zijn handen in zijn zakken en begon een liedje te fluiten. Timmie zei nog steeds niets.’Zeg Timmie, heeft je moeder je niet verteld dat je niet door deze straat mag lopen.? Dat is namelijk heel gevaarlijk!!!!!’ ‘Oh ja, zei Kris, heeft ze je niets verteld over Harm? Over Gekke Harm? Nee? Dat verbaast me. Iemand die zo goed op haar kinderen past en dan niet verteld over de gevaarlijke moordenaar die hier in de straat woont. Al minstens 15 kinderen zijn er hier verdwenen. Alleen ons doet hij niets. Wij zijn namelijk te vies, en vieze kinderen lust hij niet. Alleen schone kinderen. Die eet hij graag op. Met huid en haar!!!’

Het gezicht van Timmie werd steeds roder en hij keek zenuwachtig en geschrokken om zich heen. Kris en Kras gaven elkaar onzichtbaar een knipoog want ze hadden door dat hun plan ging lukken. ‘Wij weten hoe we hem moeten roepen, he Kras!’zei Kris gemeen en heel hard. ‘Oh ja, zei Kras, we hoeven alleen maar een liedje te fluiten en dan komt hij.’ Tegelijkertijd begonnen Kris en Kras een liedje te fluiten, heel hoog en vals. Timmie zijn hoofd ontplofte bijna maar hij liep nog steeds door.

Oh Kris, ik geloof dat ik hem hoor rennen!”zei Kras ‘Ja Kris, nu hoor ik het ook!’ En op dat moment begon Timmie te gillen en hij zette het op een lopen. Kris en Kras begonnen zo hard te lachen dat ze op de grond vielen en hun buik vast moesten houden omdat ze bang waren dat hij er anders af zou vallen. ‘Zou hij het echt geloven?’hikte Kras?

Post navigation