Schaatsen

Papa trekt zijn jas aan. Hij heeft een strakke, zwarte broek aan en een trainingsjack. Wat ga je doen? vraagt Katinka. Ik ga schaatsen, zegt papa. Op de ijsbaan. Mag ik mee? Nee, zegt papa, dat is alleen voor grote mensen. Kinderen kunnen toch ook schaatsen? zegt Katinka. Dat heb ik op de televisie gezien! Dan moet ik eerst kinderschaatsen voor je kopen, zegt papa. Met twee ijzertjes om op te oefenen.

De volgende dag koopt papa in de winkel een paar kinderschaatsen voor Katinka. En dan mag Katinka mee naar de ijsbaan. Papa bindt haar schaatsen onder haar voeten. Geef me maar een hand, zegt papa. Nee, zegt Katinka. Ik doe het zelf. Ze wil hard wegschaatsen. Boem! Katinka valt op het ijs. Het ijs is hard en koud. En een beetje nat. Papa tilt Katinka overeind. Katinka geeft papa nu wel een hand. Ze proberen het samen. Maar Katinka valt weer.

Schaatsen is echt moeilijk. We zullen het met een rekje proberen, zegt papa. Katinka gaat achter een rekje staan en houdt zich stevig vast. Nu valt ze niet meer op het ijs. Ze komt zelfs een klein beetje vooruit. Hou je maar goed vast, zegt papa. Ik ga je duwen. Papa gaat achter Katinka staan en duwt Katinka met het rekje over het ijs. Katinka gaat heel hard. Ze gaan een paar keer de ijsbaan rond. Dan is Katinka moe en gaan ze naar huis.

Hoe ging het schaatsen? vraagt mama als Katinka weer thuis is. Kan je het al een beetje? Ja, zegt Katinka. Ik ging net zo hard als papa! Dat gelooft mama niet. Het is echt waar, zegt papa. We gingen even hard en Katinka schaatste voorop! Met een rekje. Volgende keer gaan Boris en ik ook mee, zegt mama. En dan mag papa ons allemaal duwen! Met een rekje!

Post navigation