Luie leen

‘Ze zijn gek,’ bromde Leen, terwijl hij de dekens over zijn oren trok, ‘ze denken toch niet dat ik met deze kou uit met bed ga. De koning heeft onze kadootjes echt niet nodig. Hij heeft al genoeg spulletjes in zijn paleis. De kabouters sloven zich uit voor niets. Laat de koning zelf maar kadootjes kopen voor de verjaardag van de koningin. Hij heeft genoeg geld. En grrrr, grrr…., luie Leen sliep weer als een roos.

Intussen was het een drukte van jewelste in het bos. De kabouters dribbelden ijverig heen en weer want ze wilden allemaal de koningin een mooi kado geven. Koningin Bollieblom was altijd zo aardig voor haar volkje. Als een van de kabouters ziek was of zorgen had, dan was zij het steeds die kwam troosten en helpen. Ja, het kleine koninginnetje was heel geliefd bij het dwergenvolkje en nu ze jarig was, deed iedereen zijn uiterste best om iets moois voor haar te kopen of zelf te maken. Het besneeuwde bos was versierd met gekleurde lampions en bonte papieren slingers. Alle kabouters, zelfs de kleinste kaboutermeisjes en jongens waren al heel vroeg opgestaan om mee te helpen om het bos mooi te maken.

Alleen luie Leen had niets voor koningin Bollieblom over. Hij bleef lui in zijn bed liggen. Maar toen het feest begonnen was, werd er hard op het raam van zijn slaapkamertje geklopt. Het waren een paar kabouterjongetjes, die boos riepen: ‘Zeg Leen, maak dat je uit je bed komt. Weet je niet dat koningin Bollieblom vandaag jarig is? Heb je wel een kadootje voor haar? We gaan nu naar het paleis, hoor. Denk er om dat de koningin je zal missen en dan…’ ‘Maak dat jullie wegkomen,’ riep Leen, die wakker schrok en meteen uit zijn warme bed sprong. Mopperend kleedde hij zich aan. ‘Ik zal dan ook maar even naar het paleis gaan,’ bromde Leen. ‘Maar ik denk er niet aan om een kadootje voor de koningin mee te nemen. Wacht eens, ik weet toch nog een mooi kado. De koningin zal denken dat het een diamant is.

Luie Leen moest om zichzelf lachen toen hij het raam openende en een stuk van een ijspegel afbrak, die als een glanzend bevroren traan aan het raamkozijn hing. Met dit vreemde kado ging Leen tevreden op stap. Bij het paleis aangekomen sloot hij zich achter de lange rij kabouters aan. Maar het duurde zo lang voor hij aan de beurt was om de koningin te feliciteren, dat de ijspegel door de warmte in zijn handjes smolt ….en er niets anders dan … een plasje water overbleef. Wat schrok luie Leen. Nu was hij de enige kabouter die geen kado voor de koningin had. Het liefst was hij hard weggelopen, want hij schaamde zich zo.

Toen het zijn beurt was om de koningin een hand te geven, keek hij zo bedroefd, dat koningin Bollieblom medelijden met hem kreeg. Ze zei vriendelijk: ‘Jij hebt je kado zeker onderweg verloren of niet, Leen?’ Leen knikte maar gauw van ja en fluisterde: ‘Morgen zal ik u een mooie tekening brengen, koningin Bollieblom.’ Toen holde hij vlug naar huis. Daar begon hij direkt een grote tekening te maken. En de volgende ochtend bracht hij die naar het paleis. De koningin was erg blij met het zelfgemaakte geschenk. Zij liet de tekening meteen in haar paleis ophangen.

Vanaf die dag was Leen niet meer lui en iedere kabouter die jarig was, kreeg van Leen een mooie tekening. Natuurlijk werd Leen nu nooit meer luie Leen genoemd.

Post navigation