De buurman

Janus en Remco zitten in de speeltuin. Zo kunnen ze hun eigen huis zien. Maar daar kijken ze niet naar. Ze hebben pas een andere buurman gekregen. Die man zit de hele dag voor het raam.

Hij is aan het schrijven. Soms praat hij tegen iemand. Janus en Remco kunnen niet zien tegen wie. Het is raar, hoor. Ze zien veel kinderen naar binnen gaan. Maar ze komen niet meer naar buiten. ‘Het huis moet propvol zitten,’ zegt Remco. Hij kauwt op een grasspriet. Remco moet altijd ergens op kauwen. Van moeder krijgt hij geen kauwgum meer. ‘Het is geen gezicht, al dat gekauw,’ zegt ze dan. Moeder weet niet dat Remco dan op gras kauwt. Of op blaadjes. Net een koe, denkt Janus.

Opeens ziet Janus de buurman opstaan. Hij loopt bij het raam weg. Nu is hij niet meer te zien. ‘Durf jij door het raam te gluren?’ vraagt Janus aan Remco. Remco knikt. ‘Ik durf alles,’ zegt hij. Janus durft niet alles. Hij vindt het eng om zomaar door een raam te gluren. Maar hij wil het wel graag. ‘Jij eerst,’ zegt Janus. Samen sluipen ze naar het raam. Remco voorop en Janus achter hem. Bij het raam staan ze gebukt naast elkaar. Remco gluurt naar binnen. ‘Er is niemand,’ zegt hij. Hij gaat rechtop staan. Janus blijft op zijn hurken zitten. ‘Straks komt er iemand binnen,’ piept hij.

Opeens gaat de voordeur open. ‘Nee maar!’ roept de buurman. ‘Nog meer kinderen. Wat gezellig. Kom binnen.’ Janus gaat staan. Ook Remco krijgt een rood hoofd van schrik. Janus wil liever naar huis. Dat durft hij niet te zeggen. Remco loopt langzaam naar de buurman toe. Janus volgt hem. Wat moet hij anders? Als ze binnen zijn, gaat de deur op slot. ‘Nu kunnen we niet weg,’ zegt Janus zacht. Janus ziet dat Remco bibbert. De buurman geeft hun limonade en een koekje.

‘Ik stop jullie in een verhaal,’ zegt hij. ‘Doet dat zeer?’ vraagt Janus. Zijn stem trilt. ‘Nee hoor,’ zegt de buurman. ‘Ik heb vandaag al zoveel kinderen in een verhaal gestopt. En dat doet niet zeer.’ Hij pakt een boek en bladert er doorheen. ‘Allemaal kinderen,’ zegt de buurman. Janus begint te huilen. ‘Ik wil naar huis,’ snikt hij. ‘Ik wil niet in een boek wonen.’ Remco slaat een arm om hem heen. ‘Mijn moeder komt ons zoeken,’ zegt hij dapper. ‘En ze zal ons in het boek vinden.’ Remco weet niet of dat waar is. Je kijkt toch niet in een boek als je iemand kwijt bent. Maar dat zal hij de buurman niet vertellen.

De buurman kijkt streng. ‘Ik laat jullie niet gaan voordat je me een verhaal verteld hebt. Die schrijf ik op en dan pas laat ik jullie gaan.’ Janus houdt op met huilen. ‘Hoeven we niet hier te blijven?’ vraagt hij. Janus is blij en ook Remco staat te lachen. ‘Waar zijn alle kinderen dan gebleven?’ vraagt Remco. De buurman wuift met zijn hand. ‘Door de achterdeur naar buiten,’ vertelt hij. Nu hebben ze helemaal veel plezier. ‘Daar hebben we niet aan gedacht,’ bekent Remco.

Ze moeten een verhaal vertellen. Remco vertelt hoe hij eens een ruit ingooide met een bal. Daarna mogen ze gaan. Janus is blij. ‘Morgen kom ik weer een verhaal vertellen,’ zegt hij. Samen gaan ze naar huis.

Post navigation