Slootje springen

Janus is op weg naar school. Opeens komt Remco naast hem lopen. ‘Ik heb een beter idee,’ zegt Remco, ‘we gaan sloot-jespringen.’ ‘Dat vindt moeder nooit goed,’ zegt Janus. ‘Ik moet naar school.’ ‘Er moet zo veel,’ zegt Remco. ‘Als je nu naar school gaat, ben je een braverik.’ Janus wil geen braverik zijn. Hij gaat met Remco mee.

Janus heeft nog niet eerder over een sloot gesprongen. Het is heel spannend. ‘Is de sloot diep?’ vraagt hij. ‘Nee, sloten zijn niet diep,’ antwoordt zijn broer. ‘Maar we moeten oppassen voor de boer. Die heeft een hooivork. Daarmee prikt hij je als hij je ziet. Als de boer eraan komt, moeten we hard weg rennen.’ Nu vindt Janus het nog spannender. Heel even denkt hij aan de juffrouw. Wat zal ze boos zijn, dat hij niet komt! De sloot is wel breed. Oei, denkt Janus, als ik daar maar over heen kom. Toch zegt hij niets. Hij wil niet dat zijn broer hem een lafaard vindt.

Remco springt eerst. Als hij neer komt, glijdt hij een beetje door de modder. Maar hij weet zich staande te houden. ‘Zie je? Geen kunst aan,’ zegt zijn broer. ‘Nu jij.’ Janus heeft het toch wel een beetje benauwd. Hij wil geen nat pak halen. Janus neemt een lange aanloop en springt… plons. Janus ligt in de sloot. Van schrik glijdt zijn muts ook het water in. Beverig zet hij hem weer op. Janus wil niet huilen, maar dat kost hem moeite. Remco ligt in een deuk. ‘Ha, ha, je moet eens zien hoe je eruit ziet. Een kleuter met een kaboutermuts! Ha, ha.’ Janus gaat staan. ‘Help me er uit,” zegt hij. Opeens ziet hij dat er iemand aankomt. De boer, schiet het door hem heen. Nu begint hij wel te huilen.

‘De… de boer…’ snikt hij en hij wijst. Remco kijkt achterom. Zijn gezicht wordt helemaal wit. Zonder op Janus te letten, rent Remco weg. Nu begint Janus nog harder te huilen. ‘Wat hebben we daar,’ zegt de boer verbaast. ‘Wat doe jij in de sloot?’ Janus houdt op met huilen. Wat een domme vraag! Hij zit hier ook niet voor zijn lol. Tot zijn opluchting ziet hij dat de boer geen hooivork heeft. Hij rilt. De boer helpt hem uit het water.

‘Zo,’ zegt de boer, ‘we gaan naar moeder de vrouw. Zo vat je kou.’ ‘Waar is uw hooivork?’ vraagt Janus. De boer kijkt verbaast. ‘Het is helemaal geen tijd om te hooien,’ vertelt hij. Ze gaan een groot huis binnen. Janus krijgt soep en schone, warme kleding. Daarna brengt de boer hem thuis. Janus is trots. Hij is niet bang voor de boer. Remco is de lafaard. Het is niet erg om bang te zijn, denkt Janus. Soms is het zelfs wel slim.

Post navigation