Er was eens een kabouter,
hij woonde in ’t land Stouter,
hier ver vandaan,
waar kabouters nog bestaan.
Er was eens een fee,
die ging met de ander mee,
naar ’t grote Sprookjesbos,
met veel bomen en mos.
Er was eens een beer,
die ging naar z’n huis, keer op keer,
in z’n grote grote hol,
met z’n buikje altijd bol.
Er was eens een ik,
en ik heet Mik,
ik ging naar m’n huis in een land,
en dat land heet Nederland.