Een nieuw huisje voor kabouter Dopje

Het is zaterdag. Vandaag moeten Ans en Joris niet naar school. Samen met hun papa en mama wandelen ze in het grote bos, dat niet ver van hun huis ligt. Het grote bos ziet er prachtig uit nu het herfst is. De bladeren aan de bomen zijn veranderd in de prachtigste kleuren : rood, oranje, geel . Nergens is er nog maar één groen blaadje te bespeuren. Het brede bospad is bedekt met een dikke laag bruin gekleurde bladeren.

Ans en Joris hebben allebei een zakje bij, daarin stoppen ze alle dennenappels, eikels, beukennootjes die ze maar kunnen vinden. Als ze dan straks thuiskomen, kunnen ze er de mooiste dingen mee maken. Opeens rent Ans een stukje vooruit. ‘Kijk,’, roept ze, ‘ kijk een heksenkring, kom vlug Joris, ik zie een heksenkring.’ Joris komt achter haar aangehold. Even later staan ze allebei bij de heksenkring, een kring met maar liefst acht paddenstoelen. Ans en Joris lachen. Ze zijn zo gelukkig met hun prachtige vondst, dat ze spontaan een rondedansje doen rond de heksenkring. Papa en mama kijken op een afstand toe en lachen om die twee gekke kinderen.

Maar dan opeens : ‘Help, help, help!’ Verbaasd kijken Joris en Ans op. Hebben ze dat goed gehoord? Riep er daar iemand om hulp. Ans en Joris kijken allebei goed rond, maar ze zien niets, helemaal niets. En dan horen ze het weer, een klein stemmetje dat om hulp roept. Ze begrijpen er echt niets van. ‘Ach,’, denkt Joris , ‘ het zal de wind wel geweest zijn.’ En hij gaat op zijn hurken zitten om de mooie paddenstoelen van de heksenkring te bekijken. Maar wat hij dan ziet is bijna niet te geloven.

Voor zijn voeten staat een klein kaboutertje met een groene puntmuts op zijn hoofd te stampvoeten. ‘Kijk nu eens wat je gedaan hebt. Mijn mooie huisje kapot. En waar moet ik dan wonen? Vertel mij dat maar eens.’ Joris probeert de kabouter te kalmeren. Het lukt niet echt, het kleine ventje is wel heel erg boos. Maar ja, hoe zou je zelf zijn ? Ans komt haar broer helpen. Ze pakt de kleine kabouter op en zet hem op haar hand. ‘Wil je me wel eens terugzetten!’, roept het kaboutertje. Ans blijft rustig en trekt zich niets aan van al dat gemopper. ‘Zo klein manneke, vertel ons maar eens wie je bent.’ De kleine kabouter vertelt dat hij Dopje heet en dat hij heel erg boos is omdat de kinderen tijdens het dansen zijn huisje kapot hebben getrappeld. Kabouter Dopje wijst naar de geelgekleurde paddestoel die met een gebroken stengel op de grond ligt. Ja, nu zien de twee kinderen het ook. Ze begrijpen heel goed dat kabouter Dopje boos is. Ze besluiten dan ook om die kleine kabouter te helpen.

‘Weet je wat Dopje,’, zegt Ans, ‘we gaan voor jou een nieuw huisje zoeken. Het mooiste huisje dat je ooit hebt gezien. Kruip maar in mijn jaszak en dan gaan we op weg.’ Kabouter Dopje nestelt zich in de jaszak en dan gaan ze met z’n drieën op weg : Ans , Joris en kabouter Dopje. Papa en mama die denken dat hun kinderen aan het spelen zijn, hebben zich rustig op een bankje gezet niet ver van de heksenkring. Ondertussen zoeken Ans en Joris naar een mooie paddenstoel voor kabouter Dopje. Maar gemakkelijk is het niet. Het kleine ventje is niet vlug tevreden. Ofwel is de gevonden paddenstoel te groot, dan weer te klein, dan weer te dik en de volgende keer weer te dun. Joris wordt het een beetje beu en zegt : ‘Waarom zetten we die kleine kabouter niet gewoon terug op de grond tussen de bladeren? Over een paar uur is hij alles weer vergeten en er zijn genoeg andere kabouters waar hij een tijdje kan logeren tot hij een nieuwe thuis heeft gevonden.’ Nu wordt Ansje boos. ‘Daar komt niets van. Wij hebben het huisje kapot getrappeld en wij gaan voor dat arme kaboutertje een nieuw huisje zoeken. Eerder gaan we niet terug naar papa en mama. Punt uit.’ ‘Nou dan moet dat maar.’, denkt Joris en samen met zijn zus gaat hij op zoek naar een geschikte paddenstoel.

Ze lopen toch al een tijdje rond, maar er is in de verste verte geen paddenstoel te zien. Ans en Joris kijken elkaar aan. Ze denken dat ze kabouter Dopje zullen moeten teleurstellen. … Maar dan opeens, het is echt niet te geloven, zien ze de prachtigste paddenstoel staan. Hij is echt schitterend: rood gekleurd vol met grote witte stippen. Ans haalt kabouter Dopje uit haar jaszak. Het kleine manneke is in slaapgevallen. Ze maakt hem stilletjes wakker. ‘Kabouter Dopje, kabouter Dopje wakker worden, we hebben een huisje gevonden, wakker worden, we hebben een huisje gevonden.’ Kabouter Dopje rekt zich uit, wrijft in z’n ogen , hij wrijft nog eens in z’n ogen en dan ziet hij de prachtige paddenstoel. Van blijdschap danst hij rond op de hand van Ansje. Joris pakt de kabouter vast en zet hem bij de paddenstoel. ‘Alsjeblieft kabouter Dopje hier is je nieuwe huisje.’ Kabouter Dopje is dolgelukkig. Hij bedankt Ans en Joris wel honderd maal . Dan opent hij het deurtje in de paddenstoel en stapt naar binnen, maar eerst zwaait hij nog naar de twee kinderen. Die zijn alweer terug naar hun papa en mama om hun avontuur te vertellen.

Maar of die hun verhaal zullen geloven dat is nog maar de vraag ?

Post navigation