Ik kan me nog precies de dag herinneren, waarop ik met kleren aan in bed heb gelegen. Het was op een dinsdag. De dag waarop mijn moeder altijd het huis ondersteboven haalde voor de wekelijkse schoonmaakbeurt. Vaak speelde ik met mijn vriendjes op de rommelhoop. Dat noemden wij zo, omdat er allemaal afvalhout lag, waar je geweldige hutten van kon maken. Helaas grensde de rommelhoop aan de tuin van een boze buurman.
Op een die dinsdag besloten we een nieuwe hut te maken. We gingen met z´n allen aan de slag en werkten ononderbroken door, totdat de boze buurman een kijkje kwam nemen. ´Zo jongens, hard aan het werk?´ Tegelijkertijd wierp hij een goedkeurende blik naar onze hut. ´Ja, meneer´, antwoordden wij zo beleefd mogelijk. Toen verscheen zijn vrouw in de deuropening. De deuropening was eigenlijk net iets te smal voor haar, maar met een beetje passen en meten kwam ze er nog net door. Meestal droeg ze haar haar in een knotje en had ze pantoffels aan waarop ze gezellig heen en weer waggelde. Na een poosje verdween het echtpaar naar binnen. Wij spraken af om na het eten verder te gaan. Dus om zo snel mogelijk weer naar buiten te kunnen, werkte ik mijn eten heel snel naar binnen. Maar als ik toen had geweten wat voor een teleurstelling ons te wachten stond, had ik vast wat langzamer gegeten.
Blijkbaar had iemand het nodig gevonden om onze hut af te breken. Volgens Bolle (die in het echt Jan heette) was het de buurman. Wij gaven hem gelijk omdat het niet de eerste keer was dat hij ons dwars zat. Hopeloos dachten we na totdat één van ons op het idee kwam om zijn tuintje af te breken. Het tuintje van de buurman dan, hè. Alleen was het nog veel te licht. Dus om een uur of tien sloop ik mijn bed uit. Ik kleedde me zo zachtjes mogelijk aan en klom langs de regenpijp naar beneden. We wachtten op elkaar, en een beetje duf klommen we over het hek de tuin in. Toen begonnen we met ons plan. Hardhandig trokken we de bloemen uit de grond. Toen we bijna klaar waren, zei Bolle; ´dit noemen ze nou de bloemetjes buiten zetten´. We lachten zoals gewoonlijk om hem, want met Bolle kon je altijd lachen. Toen ging de achterdeur open en stapte de buurman naar buiten. In alle haast zag ik nog even zijn rode hoofd tegen het licht dat door de deuropening kwam, afsteken.
Snel renden we allemaal naar huis. Toen ik thuis aankwam klom ik weer langs de regenpijp omhoog. Beneden hoorde ik mijn vader met iemand praten. Ik bleef even stil staan om te horen wie het was… De buurman! Mijn hart bonsde in mijn keel. Ik hoorde de buurman nog net zeggen; ´ik dacht dat ik uw zoon ook zag´. ´Mijn zoon? Die ligt al lang in bed, maar we kunnen wel even kijken.´ Tijd om mijn kleren en schoenen uit te trekken had ik niet meer. Ik sprong in bed en trok de dekens tot over mijn oren. Nog geen seconde later hoorde ik voetstappen op de trap, in de gang, en… het kraken van mijn deur. Het ganglicht viel mijn slaapkamer binnen. Ik hoorde mijn vader zeggen; ´ziet u wel, hij slaapt als een os´. De deur ging weer dicht. Pfffffff, wat was ik blij. Deze keer was ik er goed afgekomen. Vanaf toen lieten wij de buurman met rust en de buurman ons ook.