Jaap speelt buiten met zijn vriendje Joost, het is woensdagmiddag en zo warm dat zij niet eens een jas aan hoeven van hun mamma’s.
Jaap en Joost hebben allebei een mooie stoere fiets, of nee de fietsen zijn hun straaljagers en Jaap en Joost zijn straaljagerpiloten. De hele middag vliegen ze door de straat, en met een scherpe bocht de steeg in, oei, pas op nog een bocht en zo de straat weer in.
Maar dan roept Jaap’s mamma dat ze eerst even wat moeten komen drinken, een lekker glas limonade. Zonder rietje natuurlijk want ze zijn tenslotte piloten en daar weet Jaap’s pappa prachtige verhalen over te vertellen. Zo mooi dat Jaap en Joost snel weer met hun straaljagers willen weg vliegen. Plotseling klinkt pappa’s stem; ‘Piloot Jaap piloot Joost jullie moeten je melden bij jullie commandant.’ Nu word het echt spannend, pappa is de commandant geworden en Jaap en Joost de piloten moeten bij hem komen.
De commandant heeft voor hen een echte missie. De missie is wel een gevaarlijke, maar de commandant weet dat alleen Jaap en Joost deze kunnen uitvoeren omdat zij de beste piloten zijn en zij op hun fietsen, oeps, straaljagers de snelste uit de straat zijn. Er komen wel eens andere vliegtuigen in het gebied. Grotere jongens op hun grotere fietsen die dan heel vervelend doen tegen de vriendjes van Jaap en Joost. Nu, met hun snelle vliegtuigen moeten Jaap en Joost deze jongens weg zien te krijgen.
Als onze helden deze taak klaren, krijgen ze een mooie medaille en misschien wel een flink portie pannenkoeken. Jaap en Joost gaan op pad, na een half uur komen ze vol trots terug op de basis en vertellen dat de grote jongens niet meer in de straat zullen komen. Helaas voor jullie en voor mij vertelden ze niet hoe ze dit voor elkaar hadden gekregen, want echte piloten vertellen nooit hun geheim.
Trots zitten Jaap en Joost met hun prachtige medailles achter een stapel pannenkoeken.
Hoe goed de jongens ook konden vliegen en hoe snel hun straaljagers ook waren, de wolk poedersuiker klaarde na een uur pas weer op.