Op een blaadje kruipt een lieveheersbeestje. Hij is verdrietig.
Hij ziet er anders uit dan de andere lieveheersbeestjes.
Hij is helemaal rood. Hij heeft geen stippen.
Het lieveheersbeestje wil spelen met een vriendje dat er precies hetzelfde uit ziet.
Het lieveheersbeestje zoekt overal.
Op het blad. Onder het blad. Op de struik.
Maar alle lieveheersbeestjes hebben stippen.
‘Wil jij met mij spelen?’ vraagt hij dan maar aan een lieveheersbeestje met 3 stippen.
‘Nee , ik speel alleen met andere stipjes,’ krijgt hij als antwoord.
Het lieveheersbeestje zoekt verder.
‘Wil jij met mij spelen?’ vraagt hij aan een lieveheersbeestje met tien stippen.
‘Nee, ik speel niet met jou. Dat mag ik niet van mijn mama. Jij hebt geen stippen.’
Het lieveheersbeestje huilt. Hij is helemaal alleen.
Niemand wil met hem spelen.
Opeens zit er iemand naast hem.
Het is een zwart lieveheersbeestje.
‘Wat is er?’ vraagt hij. ‘Waarom huil jij?’
‘Ik heb geen stippen. Niemand wil met mij spelen,’ zegt het lieveheersbeestje. ‘Maar jij praat wel met mij.’
‘Weet je,’ antwoordt het zwarte lieveheersbeestje, ‘de anderen zijn een beetje dom.
Ze moeten nog veel leren.
Ze weten niet dat het niet uitmaakt hoe je er uit ziet.
Of je aardig bent, dat is belangrijk.
En jij bent lief, dat zie ik zo.’
Het lieveheersbeestje is helemaal blij.
Hij is niet alleen . Hij heeft een vriendje.
Ze spelen samen.
‘Mogen wij meedoen?,’ vragen twee lieveheersbeestjes met stippen.
‘Nee,’ begint het lieveheersbeestje al.
Maar hij hoort het zwarte lieveheersbeestje zeggen:
‘ Ja, gezellig, we spelen met z’n allen.’
Het lieveheersbeestje schaamt zich een beetje.
Bijna was hij ook zo dom geweest!