Mijn mond is een puzzel

Op een ochtend kwam er een meisje op school.
Niemand kende haar.
‘Dit is Selma’, zei de juf.
‘Vanaf nu zit ze bij ons in de klas.’
Wat een leuk meisje, dacht Mark.

In de pauze ging iedereen naar het schoolplein.
Mark wilde naar Selma toe. Maar toen hij vlakbij was, durfde hij niet meer.
Als hij zijn mond opendeed, lachte ze hem misschien uit.
De tanden onderin zijn mond waren een rommeltje.
Een gat, een tand, een gat, twee tanden, een gat, een tand.
Het leek wel een puzzel waarvan hij een heleboel stukjes kwijt was.

Mark wou niet voor gek staan, dus ging hij snel weg om met zijn vriendjes te voetballen.
Thuis dacht hij weer aan Selma. En hoe lang zou hij nog met een lege mond moeten rondlopen? Hij voelde voorzichtig aan zijn tandvlees. Op de lege plekken kwamen heel langzaam nieuwe tanden. Maar een paar kiezen zaten erg los. Ach, als die uit je mond vielen, zagen andere mensen het niet zo snel. Voortanden waren erger.

‘Je kindergebit valt uit. Je wisselt van tanden. Je ruilt je kindertanden en kinderkiezen om voor een grote mensen gebit’, had zijn vader uitgelegd. ‘Je begint al een echte man te worden.’

Een echte man worden. Klonk goed. Als echte man kon hij natuurlijk niet zeuren over zijn gebit. Toch zou hij blij zijn als de puzzel in zijn mond klaar was. Hij droomde ervan om weer een heleboel tanden en kiezen te hebben. Dan kon hij gewoon naar een leuk meisje toe.

Mark vond het ook vervelend dat zijn oom hem ”neefje lege mond” noemde, omdat hij allemaal open plekken in zijn gebit had. ‘Doe dat toch niet’, zeiden de ouders van Mark iedere keer tegen zijn oom. ‘Het is al lastig genoeg voor die jongen.’ Maar zijn oom bleef hem neefje lege mond noemen. ‘Weet je wat ik nog het ergste vind?’ zei zijn moeder. “Toen je oom zelf klein was, moest hij ook van gebit wisselen. Daarom huilde hij heel vaak. Jij bent veel flinker dan je oom. Ik ben trots op je.’

Zijn moeder wist natuurlijk niet dat hij bang was om naar een meisje toe te gaan, alleen omdat hij een lege mond had. Ineens kreeg Mark een idee. Hij nam morgen wat snoepjes mee naar school voor Selma. Als hij haar een snoepje gaf, lachte ze hem vast niet uit.

De volgende dag liep Mark met knikkende knieën naar Selma toe.
‘Wil je soms een snoepje?’ vroeg hij.
Zijn hart klopte keihard, zo eng was het. Maar Selma nam geen snoepje. Ze keek er een beetje verdrietig naar.
Zou ze dit niet lekker vinden?
‘Dank je’, zei ze zachtjes, en wreef over haar gezicht.
‘Maar ik kan het niet eten.’

‘Is jouw mond ook een puzzel waarvan je stukjes kwijt bent?’ vroeg Mark meteen.
Omdat Selma moest lachen, maakte ze haar mond verder open. Allemaal gaten, net als bij hem.
Mark stopte de snoepjes in zijn zak.

‘Ben je hier al op de glijbaan geweest?’ Ze schudde haar hoofd. Nog niet.
‘Kom mee’, zei Mark. Samen liepen ze naar de glijbaan.
Daar had je gelukkig geen tanden voor nodig.

Post navigation