Morgen ben ik jarig

Morgen ben ik jarig.
Dan wordt ik 6 jaar.
Ik ga trakteren op school en ik krijg cadeautjes.
Ik heb een nieuwe fiets gevraagd. Misschien krijg ik die wel.
Of misschien een nieuwe bal. Ik weet het niet.

Morgen ben ik jarig.
Ik bel even opa en oma op.
Of ze morgen nog wel komen, misschien zijn ze het vergeten.
Welk cadeautje zouden zij meebrengen?
Misschien krijg ik wel euro’s, dan kan ik zelf iets uitzoeken!

Morgen ben ik jarig.
Ik geef ook een feestje.
Linda komt en Willemijn en Rik en Anneloes.
Ik heb Berend ook uitgenodigd, maar die kan niet.
We gaan dan spelletjes doen. Spijkerpoepen en de stoelendans.
Misschien kijken we een film, ik weet het niet.

Morgen ben ik jarig.
Ik heb ook een mooie taart.
Een taart met kaarsjes, 6, want ik wordt morgen 6!
Een slagroomtaart met chocola.
Jjammie, dat vind ik lekker.

Morgen ben ik jarig.
Was het maar vast zover.
Ik ben wel zenuwachtig, maar ja dat ben ik ieder jaar.
Ik denk dat het wel leuk wordt.

Morgen ben ik jarig.
Maar nu ga ik naar bed, want als ik nu ga slapen, ben ik al heel snel jarig!

Post navigation