‘Wat doe jij daar?’ vraagt Olliver aan Ollie.
‘Foto’s kijken,’ zegt Ollie.
Ollie kijkt in haar fotoboek. In dat boek zitten allemaal foto’s van Ollie toen ze nog een baby was.
Olliver wil de foto’s ook zien. Olliver begint te lachen. Dat ziet er gek uit.
Op de ene foto heeft Ollie een grote speen in haar mond en op de andere foto heeft ze een grote strik in haar haar.
‘Pfff,’ proest Olliver, ‘jij was een rare baby!’
Ollie wordt boos. Ze vindt het niet leuk dat Olliver haar uitlacht. Ze was helemaal geen rare baby. Ze was juist een hele leuke baby.
Olliver bladert het fotoboek door. Hij moet steeds harder lachen. Ollie wordt boos en loopt naar Olliver’s mamma.
‘Mag ik de babyfoto’s van Olliver eens zien?’ vraagt Ollie. En dat mag. Snel kijkt Ollie naar de babyfoto’s van Olliver. ‘Jij was zelf een rare baby!’ lacht Ollie. ‘Hier kijk dan. Hier heb je een hele dikke luier om. En hier heb je allemaal eten op je gezicht gesmeerd.
Nu wordt Olliver boos. Het is inderdaad niet leuk als iemand je uitlacht. Ollie en Olliver krijgen ruzie. Ze roepen stomme dingen naar elkaar en kijken allebei heel boos.
Mamma komt erbij. ‘Wat is hier aan de hand?’ vraagt ze. ‘Jullie hebben toch geen ruzie om de babyfoto’s…bah wat flauw van jullie.’ ‘Jullie waren allebei hele leuke baby’s. Baby’s zien er soms gewoon grappig uit. Daar hoef je toch geen ruzie om te maken!’
Mamma pakt de fotoboeken en begint bij iedere foto een verhaaltje te vertellen. Ollie moet lachen om Olliver, maar ook om zichzelf. En Olliver kan nu ook om zijn eigen babyfoto’s lachen. Ze waren inderdaad allebei leuke, grappige baby’s.
Later zegt Olliver tegen Ollie; ‘Ik vind ons de leukste baby’s van de wereld.’ ‘Ja,’ zegt Ollie, ‘wij waren de leukste baby’s van de wereld.’