‘PIEP, Piep… Waar zit je?’ roept Sara muis vanuit de keuken onder het winkeltje in de molen. Ze kijkt in alle voorraadkastjes en kleppert met de deurtjes. Op een briefje schrijft ze: pindakaas, thee, suiker, melk, rijst, ijs. Piep trippelt de keuken binnen. ‘Hier ben ik! Wat is er? Waarom roep je me? Is er brand, een overstroming?! Je maakt zo’n lawaai.’ ‘Ach welnee,’ zegt zijn muizenvrouwtje vinnig. ‘Ik wil dat je wat boodschappen voor me doet in het winkelcentrum bij de supermarkt. Alles is op. En we moeten toch eten.’ Ze geeft Piep het lijstje en pakt uit haar portemonnee een gulden. ‘ Ik denk dat je hier wel genoeg aan hebt. Ga maar vlug en wees voorzichtig!’
Hij stopt het geld in zijn broekzak. ‘ Oeff,’ zucht hij. Voor een muis weegt een gulden héél zwaar. Hij loopt er scheef van. Piep heeft helemaal geen zin om boodschappen te doen. Maar ja, zijn vrouw en drie kindertjes mogen geen honger lijden. Hij doet de buitendeur open. ‘ Ajakkes, het regent heel hard buiten. Ook dat nog,’ moppert het muisje. Vlug graait hij naar de paraplu, die in het hoekje achter de deur staat. Je weet natuurlijk dat muizen ’s nachts leven. Het is dus erg donker als Piep de straat op gaat. Hij steekt de paraplu op en loopt dicht langs de muren van de huizen. Het is koud en het waait hard. Maar overal flikkeren kleine lichtjes. Dat zijn de lampjes van de lantaarnpalen in de straat. Daar wordt je blij van! Fluitend gaat het muisje naar het winkelcentrum. Zijn kwaaie bui is over. De regen tikkelt vrolijk tegen de paraplu: ‘ Tik tikketik-tik-tik’ Eerst loopt hij de straat uit, dan linksaf naar de supermarkt. Hij trippelt voorzichtig tussen de twee glazen deuren door, die voor hem op een kiertje opengaan.
‘ Zo… hè hè! Hier is het lekker droog.’ Hij zet zijn paraplu om het hoekje bij de winkelwagentjes neer. Eén wagentje staat apart van de andere. Piep duwt heel hard tegen één van de wieltjes. Dan begint het karretje te rijden. Hij stuurt het de winkel in. Het is stil, er is niemand. Gelukkig branden er hier en daar kleine lampjes. Dat is de noodverlichting, die is alleen ’s nachts aan.
Eerst loopt hij langs de groentenafdeling. Daarna komen de pakjes thee. Het muisje zet het wagentje naast de schappen waar de theepakjes netjes op een rijtje staan. Hij springt op een schap en zoekt snuffelend naar een pakje met een lekker geurtje. Zijn scherpe tanden knagen het pakje open en hij vist er voorzichtig één theezakje uit. Daar heeft hij zeker genoeg aan. Piep mikt het zakje zó in het wagentje.
Hij springt naar beneden en rolt het karretje naar de potten pindakaas. Een hele pot pindakaas is veel te veel voor de muisjes. Piep maakt in het deksel van een pot een gat, steekt zijn pootje erdoor en pakt een dot van het lichtbruine, plakkerige spul. Uit zijn broekzak tovert hij een plastic zakje. Daar doet hij de klodder pindakaas in en bindt het dicht. Hij likt zijn pootje schoon. ‘ Hmm, lekker!’ ‘ Ploff,” het zakje valt in het karretje.
Op naar de suiker! Door een klein gaatje in een suikerzak te maken, stroomt het witte, zoete spul naar buiten. Het muisje houdt een nieuw plastic zakje tegen het gaatje. ‘Ploff,’ ook de suiker belandt in het winkelwagentje. Zo gaat het ook met de rijst.
Piep kijkt op de boodschappenlijst. ‘Melk,’ leest hij. Het beestje trippelt naar de pakken melk. In één pak bijt hij een gaatje. Hij zet het schuin tegen de muur en laat de melk in een ander plastic zakje stromen. Zelf neemt hij nog gauw een slokje. ‘Dat smaakt heerlijk,’ mompelt hij zachtjes. Zijn snorharen zijn helemaal wit. Voorzichtig zet hij het zakje met melk in het wagentje.
Nu gaat hij naar de grote open ijskist, die aan het eind van de winkel staat. Hij kruipt er in. ‘ Brr, wat is het hier koud,’ moppert Piep, terwijl hij tussen de pakken met schepijs en ijslolly snuffelt. ‘ Aahh, dit is wat ik zoek,’ zegt het muisje tevreden. Hij haalt één prachtige, felrode ijslolly uit de ijskist en doet hem in het karretje.
‘Zo, ik ben klaar. Nu betalen!’ Hij rolt zijn boodschappen naar de kassa. Eén voor één slaat hij de prijzen aan op de toetsen. Pindakaas: een dubbeltje, rijst: een stuiver, de rode ijslolly: een kwartje… De kassa telt alles op. Vijfenzeventig cent moet hij betalen. Piep legt zijn gulden in het laatje en pakt vijfentwintig cent wisselgeld. De boodschappen gaan in een grote plastic tas. Tevreden loopt het muisje terug naar huis.
De volgende ochtend merkt de winkeljuffrouw van de supermarkt niet eens de kapotte pot pindakaas, de gaatjes in de suiker- en de rijstzak en het aangebroken melkpak op. Er gaan wel vaker dingen stuk in een winkel, per ongeluk…