Sammie

Zomaar tussen de tomaten,
spruiten, prei en boerekool.
Stond heel zielig en verlaten
ventje van de kleuterschool.
De boerin van de bananen vroeg:
‘Zeg ventje, heb je wat?’
Ventje had alleen maar tranen.
Heel zijn bloesje was al nat.
En de boer met de spinazie zei:
‘Hoe heet je? Jantje, Piet?
Heet je Janus, Kobus, Klasie?’
Ventje zei: ‘Dat weet ik niet.’
‘Heet je Henkie, Bart of Flipje?’
vroeg de vrouw met de selderie.
‘Neje… neje….’ Deed zijn lipje,
‘Neje nee, zo heet ik niet.’
‘Kan je dan je naam niet noemen?
Kom je dan een tong te kort?’
vroeg het vrouwtje met de bloemen.
‘Snuit je neus maar in mijn schort.’
En de koopman met de bietjes
zei: ‘Er zijn ook Frederiks,
er zijn Jantjes, Keesjes, Pietjes,
maar hij heet misschien wel niks.’
Toen kwam daar opeens een mammie,
bleek en bevend van de schrik.
En ze riep maar: ‘Sammie, Sammie.’
Ventje kraaide: ‘Dat is ik!’
Mammie pakte toen zijn handjes
En ze liet ze niet meer los.
Toen kochten ze chrysantjes:
Zeven dubbeltjes de bos!

Post navigation