Torentje van brood

Het is tussen de middag. Olliver mag bij Ollie thuis een boterham eten. Op tafel staat brood en boter en ook beleg. ‘Smeren jullie zelf maar je brood. Daar zijn jullie nu oud genoeg voor’, zegt mamma. ‘Huh, tuurlijk doen we dat zelf’ zegt Ollie. ‘Tsja niets aan,’ vindt ook Oliver. Eerst brood en dan boter en dan….. ‘Wat doe jij op je brood Oliver? ‘Kaas met jam,’ zegt Oliver. Bahh, dat klinkt vies. Maar Oliver vindt dat juist lekker. Ollie weet ook wat; pindakaas met hagelslag. Dat vindt zij lekker. En ze gaan aan het smeren. ‘Weet je wat we doen? We doen wie het meeste op zijn boterham kan smeren!’ En ze gaan aan de slag met kaas, suiker, jam stroop, worst, pindakaas en hagelslag en chocoladepasta. Wat een geknoei. Olliver z’n handen zitten helemaal onder en zijn kleren ook. Ollie heeft de pindakaas in d’r haar zitten en op haar neus zit hagelslag.

Nu eens kijken wie er gewonnen heeft. Tsja wie heeft er gewonnen. Eigenlijk zijn allebei de broodtorentjes even hoog. ‘Kijk,’ zegt Oliver heel slim ‘we leggen ze naast elkaar dan kan je goed zien welke het hoogst is’. Voorzichtig schuiven ze de torentjes naar elkaar toe. Maar o jee. O o. De torentjes wiebelen en tuimelen heen en weer. Pets splats. Dat waren de torentjes. Ohhhhhhh. Alles op de tafel. Getverderrie.

Ollie zegt; ‘gauw alles opeten dan ziet mamma het misschien niet’. En ze proppen snel alles in hun mond. Buhh. Alles door elkaar. Van jam tot boterhamworst. Het gaat allemaal gauw hun mondjes in. Als mamma binnenkomt stopt Ollie net het laatste stukje kaas in haar mond. ‘En lukt het?’ vraagt mamma. ‘Hu,’ zegt Ollie. ‘Hu,’ zegt Oliver, ‘niets moeilijks aan’. En ze barsten allebei in lachen uit. Mamma snapt er niets van.

Ssssst, niets zeggen hoor!

Post navigation