Rare flapdrol

Het is mooi weer. Olliver en Ollie liggen in het gras naar de lucht de kijken. Af en toe zien ze hoog in de lucht een vogeltje voorbij vliegen.

‘Waar denk jij aan?’ vraagt Ollie aan Oliver. Oliver zucht eens diep. ‘Aan gekke woorden’ zegt Oliver. ‘Gekke woorden? Welke dan?’ ‘Nou,’ noemt Oliver op, ‘bijvoorbeeld wentelteefje’. ‘Hi hi’ giechelt Ollie. ‘Of ehh poffertje, of wat denk je van kaaskop of lekkerbekje, krielkip. En oki doki is ook zo’n raar woord’. ‘Ja’ lacht Ollie. ‘Ik weet er ook nog een; drollenvanger’.

Ggggh. Wat een rare woorden bestaan er toch.

Al giechelend lopen ze naar huis. Vlak bij huis nemen ze afscheid. ‘Nou dag guppekop’. En Ollie ligt in een deuk. ‘Ja dag hoor, zuurpruim’. En ook Oliver komt niet meer bij van het lachen. Al lachend komt Oliver thuis aangelopen.

Hij zegt tegen zijn pappa en mamma; ‘Goeden avond Jut en Jul, wat is dat hier allemaal voor een flauwekul’. Nu komt hij dus echt niet meer bij. Al grinnikend loopt hij door naar zijn kamer. Pappa en mamma kijken elkaar aan. ‘Wat heeft die nou?’ ‘Van lotje getikt’ zegt mamma. ‘Ja’ zegt pappa ‘en melig is die ook’. ‘Oelewapper,’ roept pappa, ‘Rare flapdrol,’ roept mamma. Nou ja zeg, hoe ouder hoe gekker.

Wat een rare woorden bestaan er toch. Weet jij er ook één?

Post navigation