Het is 28 Januari en berekoud in het basmensje bos, de koolmees en de merel zaten met uitgezette veren op hun takken, te wachten tot het sneeuwen ophield. Ergens in de verte zongen nog een paar elfjes, maar verder was het dood en doodstil in het bos. Het Basmensje zat in zijn winterpaddestoel zich te vervelen, in de hoek van zijn paddestoel lagen nog wat losse takjes en stammetjes. Zijn rode brommer had hij al drie keer opgepoetst en hij had al twee dagen aan één stuk, gnomen-erger-je-wel gespeeld met de Frekkeltjes, maar deze wezentjes ruiken zo onaangenaam dat hij er hoofdpijn van had gekregen.
Tijdens het naar buiten kijken dacht hij, wat moet het toch zalig zijn om ook in dit weer buiten te kunnen spelen. (Nou had hij van tante Theemuts een hele mooie das, muts en handschoenen gekregen, maar jullie moeten weten dat het Basmensje een enorme koukleum is.) Ineens kreeg het Basmensje een idee: je moet niet in de sneeuw maar op de sneeuw kunnen spelen. Hij pakte een mes, touw en de takjes en stammetjes uit de hoek van zijn paddestoel. Hij begon te snijden en te buigen te puffen en te zweten…hij wist niet wat ie ging maken, maar dat het mooi en snel zou zijn, dat was zeker. Twee enigszins kromgebogen grotere takken die gingen aan de onderzijde, vier stammetjes die stonden er rechtop, daar weer bovenop weer twee rechte halve balken en als afwerking bond hij ook nog vier dwarse takken op. Een touw aan de voorzijde maakte het gevaarte af. Met deze sneeuwkoets kan hij wel bij Koning Winter op visite, deze logeert nu in zijn winterpaleis aan de buitenzijde van het kleine Basmensjes-bos.
Zo gezegd zo gedaan…Basje deed zijn warme winterjas aan, das om, muts op en zijn handschoenen in zijn zak. Hij nam zijn sneeuwkoets bij het touwtje en ging naar buiten. Het edelhert wat aan de bast van de naast staande boom stond te knabbelen, wist niet wat ze zag toen het Basmensje met zijn sneeuwkoets naar buiten kwam. Het Basmensje ging op de dwarse plankjes zitten en zoef daar gleed hij de heuvel af. Bij het winterpaleis van Koning Winter aangekomen, stonden er wel vijftig Gnomen, die ook eens op die ook eens op de sneeuwkoets wilden glijden. Toen ze doorhadden dat dat niet zomaar lukte omdat ze met te veel Gnoompjes waren, besloten de Timmergnomen, dat ze zelf paar van die sneeuwkoetsen moesten bouwen.
Koning Winter stond dit alles door zijn ijzige ruiten te bekijken en bij hem kwam het idee naar boven, om een sneeuwkoetsen wedstrijd te houden. Nu moeten je weten dat het kleine Basmensjes-bos niet zomaar een bos is, maar een magisch bos…bomen kunnen er gewoon lopen, vogels en dieren praten en er lopen elfjes en feetjes door het bos. Koning Winter ging achter zijn sneeuwbureau zitten en begint met zwart ijs te schrijven:
Op 31 januari aanstaande zal in het Basmensjes-bos een sneeuwkoetsen-wedstrijd georganiseerd worden, zouden alle bomen die staan op het Lijsterbesbosje en Beukennootjespad, even bij de eikenbomen kunnen gaan logeren!
De volgende heuvels moeten voor 31 januari naar het Lijsterbesbos en het Beukennootjes pad komen kruipen..(gladde Jan en Oneembare Koos).
Toen hij de brieven aan zijn Postbodegnoom had gegeven, maakte Koning Winter nog enkele plakkaten om aan de bomen te plakken, daarop stond: Wie doet er mee met de sneeuwkoetsen-wedstrijd? Inschrijven bij het Winterkasteel. Iedereen die in het bezit was van een sneeuwkoets schreef zich in voor deze wedstrijd, want voor een beetje actie zijn de boswezentjes altijd te vinden.
Eindelijk was het zover, de dag van de sneeuwkoetsen-wedstrijd, iedereen had zijn koets prachtig afgewerkt, er waren werkelijk juweeltjes bij. De bosnimf had haar sneeuwkoets volledig beplakt met bevroren ochtenddauwdruppeltjes, het damhert had de zijne voorzien van een prachtig gewei, werkelijk iedereen had heel erg zijn best gedaan om zijn of haar sneeuwkoets zo mooi en snel mogelijk te maken. Bij de startstreep stond Koning Winter al met een knalpaddestoel in zijn hand. IEDEREEN OP ZIJN PLAATS, KLAAR AF..(KNAL) Alle sneeuwkoetsen kwamen in beweging, maar als laatste ging het Basmensje weg, hij was weer eens blijven hangen bij tante Theemuts om haar beroemde Basmensjesbos-brouwsel te proeven.
Ze moesten vier rondjes over de heuvels glijden en wie het eerste bij de finish was, zou de held van de dag zijn. Bij de eerste ronde ging er niks mis, maar bij ronde twee waren de heuvels ‘Onneembare Koos en Gladde Jan’ wakker geworden en die vonden het helemaal niks dat er zomaar over hun rug gegleden werd. Ze begonnen te bokken en te stuiteren en vertikten het om stil te liggen. Van de 27 deelnemers waren er al 18 uitgevallen na ronde drie, de spinnenpleisters waren gelukkig meegenomen en moesten ook nog worden gebruikt..(dit was nog nooit voorgekomen). Nu moest ronde vier de uitkomst brengen…de heuvels waren nog wilder dan voorheen en de bomen en dieren stonden te schreeuwen langs het parcours.
Het Basmensje lag op de laatste plaats, hij genoot namelijk van dat sjezen, waarom winnen als je ook gewoon kan genieten, bedacht hij zich zelf. Daardoor zag hij niet dat er van de overgebleven 8 die voor hem gleden er weer 6 naar het winter ziekenhuis werden gebracht (er waren bomen overgestoken en de sneeuwkoetsen waren tegen hen aangereden). Er moest nog een halve ronde gegleden worden toen heuvel ‘Onneembare Koos’ zich omdraaiden en er in plaats van een heuvel een diep gat ontstond. Zowel de bosnimf als het damhert storten in de diepte van de buik van de heuvel ‘Onneembare Koos’ schrok daar zo van dat hij zich gelijk weer omdraaide.
Toen hij dat deed kwam net het Basmensje aan gegleden, hij werd met een enorme vaart van zijn sneeuwkoets geworpen en vloog wel 500 meter door de lucht, om net over de finishlijn neer te komen op de schoenen van Koning Winter. Nu droeg Koning Winter schoenen van ijs en de voortandjes van het Basmensje konden daar niet tegen, hij raakte met die val twee melktandjes kwijt. Iedereen begon te juichen en het Basmensje keek heel verbaasd en met een pijnlijke mond in het rond. Hij was heel verbaasd toen men hem vertelde dat hij de wedstrijd had gewonnen, eigenlijk had hij niet eens willen winnen toen hij hoorde wat er met de anderen gebeurt was.
Hij begon te vertellen dat hij zo heerlijk aan het sjezen was, maar hij kon het woord niet uitspreken omdat hij zijn voortandjes mistes..het klonk iets als ‘sjee’
De Gnomen die niet van zulke goede oren hadden, maakte van dat woord ‘slee’.
Zo ging het verhaaltje dat je met sleeën heel erg moet oppassen, kijk uit voor overstekende bomen, rare heuvels en niet te vergeten, pas goed op je tandjes want als je eraf valt, kun je ze kwijt raken.
En het Basmensje, die vond alles prima, hij was naar tante Teemuts gegaan om zich te laten verwennen. De opstandige heuvels kropen weer naar hun eigen plaats, de bomen kwamen ook weer bij hun logeeradres vandaan. De verwondingen van de deelnemers bleken heel erg mee te vallen…(een blauwe plek dat was het ergste nog niet).
Toen alles was opgeruimd en weer op zijn plek stond, ging iedereen naar de binnenplaats van het kasteel van Kning Wnter, daar was chocolade-ijs met nootjes en schaafijs limonade.
Toen iedereen alles opgegeten en opgedronken had, gingen ze huiswaarts, om daar nog heel lang na te praten over de geweldige sleerace.