Harry en het geheim van Kwiebus

Dit is een verhaal van Harry de dikke kater. Hij beleeft veel leuke avonturen. Lees maar snel verder, hij zal je er alles over vertellen…

Het was midden in de nacht. Ik was ergens wakker van geworden. Maar ik wist niet waarvan. Ik dacht dat ik iets hoorde. Ik had net mijn kop weer op mijn pootjes gelegd, toen ik het weer hoorde. ‘Help, help me dan!’ Ik hoorde iemand om hulp roepen, maar zag niemand. Daar was het weer. ‘Help, help!’

Ik stapte mijn mandje uit en liep richting garagedeur. Daar werdt het geroep luider. ‘Help, help me dan,’ hoorde ik. De garagedeur stond op een klein kiertje. Ik vond dat gek. De deur is ’s nachts altijd dicht. Toen ik bij de deur kwam, hoorde ik duidelijk roepen om hulp. Plotseling zag ik in het hoekje van de garage, iets bewegen. Toen ik zag wat het was, moest ik wel een beetje lachen. Er stond een muizenval. Voor de muizenval lag een klein kaboutertje. Zijn lange witte baard zat vast, in de klem van de muizenval. Met armpjes en beentjes lag hij op zijn buik te spartelen. ‘Help me,’ schreeuwde het kaboutertje. ‘Ja, ja,’ zei ik, ‘ik kom er al aan.’ ‘Wat is er met jou gebeurd?’

‘Ik wilde het stukje kaas pakken en toen sloeg de klem van de muizenval om. Ik kon mezelf nog redden, maar mijn lange witte baard is er tussen gekomen. Ik kan zelf die klem niet optillen, veel te zwaar voor mij,’ jammerde het kleine kaboutertje. Ik zette een pootje op de muizenval. Mijn andere pootje draaide ik om, zette mijn nageltjes uit, en tilde zo de klem omhoog. Het kleine kaboutertje was gered. ‘Nou eh, bedankt en daaaag,’ zei het kaboutertje, en rende weg. ‘Ho eens even,’ zei ik, en zette mijn pootje bovenop het kleine kaboutertje. ‘Jij gaat niet zo maar weg. Vertel eerst maar eens wie je bent,’ vroeg ik. ‘Dat kan ik echt, echt, echt niet doen hoor, dat mag je echt, echt, echt niet weten,’ zei hij zenuwachtig.

Ik haalde mijn pootje van hem af, en zei, ‘luister, volgens mij ben jij een kaboutertje. Ik vind het leuk om je te ontmoeten en even met je te praten. Ik heb al een keer een kaboutertje gezien, dus je geheim is veilig bij mij. Hoe heet je,’ vroeg ik. Het kleine kaboutertje stond op en klopte wat vuil van zijn broekje. ‘Je mag echt, echt, echt niet weten dat ik Kwiebus heet,’ gaf het kleine kaboutertje als antwoord, ‘en je mag het ook echt, echt, echt nooit, aan mensen vertellen. Want als mensen zouden weten dat er kaboutertjes bestaan, gaan ze ons vangen, en in kooitjes stoppen. Ze zouden net zo lang op ons jagen, tot ze weten waar wij wonen. Dat mag je echt, echt, echt nooit doen hoor.’ Ik beloofde dat ik het niet door zou vertellen.

‘Het kaboutertje dat ik al eens gezien heb, heet Kubus en zijn vader heet Kobus,’ zei ik, ‘ken jij ze ook.’ ‘Ja,’ knikte Kwiebus, ‘Kubus is mijn oudere broer en Kobus is ook mijn vader. Maar je mag echt, echt, echt nooit zeggen dat ik hier was hoor.’ Samen liepen wij naar mijn mandje. Ik ging er in liggen en Kwiebus ging op het randje zitten. ‘Wat doe je hier in deze garage,’ vroeg ik aan Kwiebus. ‘Nadenken,’ antwoorde hij. Ik vroeg wat hij bedoelde. Hij zei, ‘kijk, ik ben van de muizen en konijnenkeutels. Eerst moet ik ze bij elkaar leggen en dan opruimen.’ ‘Konijnenkeutels opruimen,’ zei ik, ‘het hele park ligt vol met konijnenkeutels. Die worden nooit opgeruimd!’ ‘Jawel, jawel, dat moet ik altijd doen,’ zei Kwiebus, ik leg ze wel bij elkaar, maar voor opruimen heb ik geen tijd. Ik zoek altijd een mooi plekje in de struiken of zo. Daar ga ik dan liggen.
Dan ga ik nadenken. Ik moet over alles nadenken. Zo heb ik ook over de konijnenkeutels nagedacht. Ik leg ze bij elkaar en de mensen rapen ze op. Die eten konijnenkeutels, wist je dat?’ ‘Mensen eten geen konijnenkeutels,’ zei ik. ‘Wel waar,’zei Kwiebus, en hij begon te vertellen.

‘Ik heb het zelf gezien, want weet je…. de allerkleinste kaboutertjes beginnen als huiskabouter. Die mogen nog niet mee naar het park. Eerst huiskabouter, dan tuinkabouter en daarna boskabouter.’ En hij vertelde dat hij vroeger ook een huiskabouterje was geweest. Hij moest s’nachts, als de mensen sliepen, de muizenkeutels bij elkaar leggen. ‘Muizenkeutels liggen altijd overal in huis, dat vinden de mensen nooit,’ ging Kwiebus verder met zijn verhaal. ‘Huiskabouters komen ’s nachts stiekem binnen en leggen alle keutels bij elkaar. Als de mensen dat zien, kunnen ze de keutels opruimen. Ze weten dan meteen dat er muizen in huis zijn. Ze kunnen dan muizenvallen neerzetten of een kat nemen.’

‘Maar ook over die muizenkeutels heb ik nagedacht. Mensen gooien de muizenkeutels niet weg. Ze stoppen ze in een doosje. Echt waar hoor, en weet je waarom?’ ‘Mensen eten muizenkeutels,’ zei Kwiebus, ‘heb ik zelf gezien. Ik heb me een keer een hele dag verstopt achter de broodtrommel en toen heb ik het zelf gezien. Ze strooien het op een boterham en eten het op.’ ‘Wel nee,’ schudde ik, ‘dat is chocoladehagel.’ ‘Echt niet hoor, echt niet, en die konijnenkeutels dan. Heb ik ook zelf gezien. Die eten ze met gebakken aardappels en met uitjes en spek, zelf gezien hoor!’, reageerde Kwiebus fel. ‘Nee joh, dat zijn capucijners,’ die heb ik zelf ook wel eens gegeten als er een van tafel viel, zei ik lachend.’ ‘O, ja, o, ja, en heb je dan ook wel eens konijnenkeutels gegeten,’ vroeg Kwiebus. ‘Nee, natuurlijk niet,’zei ik. ‘Nou! nou!, hoe weet je dan dat die capucijners geen konijnenkeutels zijn, dat weet je niet he?’ vroeg Kwiebus een beetje boos. ‘Zie je, dat bedoel ik nou, daar moet je over nadenken.’ ‘Ik moet heel veel nadenken. Daarom heb ik geen tijd om op te ruimen. En omdat het regende buiten, dacht ik, ik ga hier naar binnen. Ik heb op een stapeltje kranten gelegen, totdat ik honger kreeg. Mijn buikje knorde helemaal. En toen zag ik dat stukje kaas op de muizeval. Ik had er goed over nagedacht hoor, hoe ik het zou pakken, maar het ging net mis. De klem viel dicht en lange witte mijn baard zat er tussen.’

‘Nou, dat was een goed plan,’ lachte ik, ‘heb je nog meer van die goeie ideëen?’ ‘O, ja, jazeker,’ zei Kwiebes, ‘ik moet ook nadenken over wat ik later worden wil. En hoe ik dat ga aanpakken. Want later als ik groot ben, wil ik ..Popzanger.. worden.’ Hij ging er eens goed voor zitten, en ging verder. ‘Kijk, zingen doe ik nu al veel en ik speel op een fluitje. Daar heb ik niet zo veel aan, als ik later groot ben. Dus, heb ik er eens goed over nagedacht. Ik word, later als ik groot ben, een …popzanger! Met een gitaar. En met een microfoon. En met mensen die voor mij klappen. Leuk he, dan word ik heel beroemd.’

Ik kuchte een beetje, ‘ik geloof niet dat dat gaat,’ zei ik voorzichtig ‘Waarom niet?’ vroeg Kwiebus. ‘Omdat jij niet veel groter meer wordt,’ gaf ik als antwoord. ‘Maar dat moet wel, alle grote mensen zijn toch eerst kaboutertjes geweest. De mensen zijn dat vergeten, maar ik weet het wel hoor, ik heb er over nagedacht. Geef kabouters heel veel water en ze worden mens. Daarom staan mensen nog steeds onder de douche, om geen kaboutertje meer te worden. En ik sta heel veel onder de gieter, dus krijg ik heel veel water dus word ik later ook mens en dus ook groot,’ reageerde Kwiebus. ‘Is over nagedacht he?’ ‘Sorry voor je, maar dat is niet waar,’ zei ik, ‘mensen zijn mensen en kleine kaboutertjes zijn kleine kaboutertjes, en dat blijft zo.’

Even was het stil. ‘Maar, maar, dan kan ik nooit popzanger worden. Dan kan ik geen gitaar dragen en ook geen microfoon vasthouden.Veels te zwaar voor mij. Dan gaan de mensen dus niet voor mij klappen en word ik ook niet beroemd, klonk het een beetje verdrietig.’ Hij stond op, wipte van de rand van mijn mandje en begon rondjes te lopen. Een beetje krom en met een gebogen hoofdje. ‘Ach en wee…… kreun en steun….,’ mompelde hij steeds maar weer. Toen hij wel tien rondjes had gelopen, stond hij plotseling stil. Hij ging rechtop staan. Hij glimlachte weer en……..rende weg.

‘Okee, okee,’ schreeuwde hij terwijl hij naar de garagedeur rende, ‘Dan word ik wel..automonteur!’ Maar denk er aan, echt, echt, echt nooit, aan iemand vertellen hoor.’ Hij rende de garage uit en verdwenen was het kleine kaboutertje. Verbaasd bleef ik achter. Ik vond het toch een beetje een rare….. die Kwiebus. Ik ben weer in mijn mandje in slaap gevallen.

De volgende ochtend, toen ik wakker werd, was de garagedeur helemaal dicht. Ik stapte uit mijn mandje en liep naar de deur. Naast de deur stond een muizenval. Er zaten drie lange witte haren in de muizenval. Ik heb ze weggehaald. Of dit verhaaltje waar is ? Ik heb er over nagedacht, en ik kan het je echt, echt, echt niet vertellen ! .

Post navigation