Lindewiek – Ingebroken in de Kruimelwinkel – deel V

Terwijl de mieren verdrietig naar huis liepen hoorden ze plotseling iemand vrolijk zingen. Verbaast keken ze rond Toen zagen ze een bijtje dat op zijn rug lag te luieren op een bloemenstengel. “Falderie, ik hoef nooit meer honing te zoeken faldera. Nooit hoef ik meer te werken, falderie. Alleen domme bijen werken. Faldera”.

Onze mieren hielden halt. Nooit meer te werken? Het bestaat niet dat een bij geen honing meer hoeft te zoeken. Ze keken elkaar aan. De bij zong maar door en had niet in de gaten dat vlakbij een stel mieren doodstil naar hem zaten te luisteren. Hier klopte iets niet! Toen gingen ze gezamenlijk naar de vrolijk zingende bij. Die schrok zich een hoedje toen hij de mieren zag. Hij werd helemaal wit van schrik. Hebben jullie wel eens een witte bij gezien? Nou dat is een gek gezicht hoor. Hij begon vreselijk te bibberen.

“Waarom hoef jij nooit geen honing meer te zoeken? Wilde Sniert weten. “Eh eh…We hebben geen honing meer nodig. We hebbben gggenoeg” stotterde hij. “Daar heb ik nog nooit van gehoord,” zei Sniert, “bijen hebben nooit genoeg honing. Waar woon je eigenlijk?” “Ik? Ik woon in de korf achter het erf bij de boer.” “Waarom ben je aan het luieren en waarom zijn bijen die werken dom? De mieren stonden om hem heen. De luie bij kreeg het vreselijk benauwd. Oei, dit liep verkeerd af. Dit waren vast die mieren van “De Kruimelwinkel.”

Ja jullie begrijpen het al hè? Hier was de inbreker. Dat begrepen onze mieren ook. Ze dreigden hem een kopje kleiner te maken als hij niet vertelde waar hij de kuipjes honing had gelaten. De bij wilde gauw wegvliegen, maar de mieren trokken hem aan zijn vleugels en hielden hem stevig vast. “En nu naar je huis. Met zijn allen gingen ze terug naar de korf waar de mieren nog maar pas geweest waren. Daar waren ze erg verbaasd over de optocht die er aan kwam. Ze kregen te horen dat hun stoute broer had liggen luieren en waarover hij liedjes had gezongen. Ze waren verbaasd omdat hun broer nog wel zoveel honing had gebracht. Maar toen kwam de aap uit de mouw: hij had de kuipjes gestolen en hiervan iedere keer wat van in de korf gebracht.

De stoute bij moest vertellen waar hij de kuipjes verborgen had en ze vonden ze goed verstopt onder een grote struik. Een paar kuipjes waren leeg. Wat waren zijn familieleden uit de korf boos dat hij zoiets kwaads had uitgehaald. Hij kreeg behoorlijk straf. De mieren waren blij dat de kuipjes teruggevonden waren.

De lege kuipjes werden met honing gevuld en zo gingen de mieren terug naar de winkel. Wat was de hele familie blij dat de honing terug was. En de politie was ook blij dat de zaak was opgelost.

Post navigation