Verstoppertje

Op een dag wilde Horzel verstoppertje doen. Met Leeuw.
Maar Leeuw had geen zin.
Hij lag met half gesloten ogen te soezen in de zon.
Wel tien keer vroeg Horzel: doe je mee?
Maar Leeuw geeuwde alleen maar en deed alsof hij sliep.
En toch wil ik verstoppertje doen, dacht Horzel koppig.
Op zijn tenen sloop hij om Leeuw heen en beet hem zo hard hij kon in zijn staart. Snel verstoppen, dacht hij.
En weg was Horzel.
Leeuw sprong op.
Toen hij de rode bult zag brulde hij van pijn.
Woedend haalde hij uit naar een wesp.
De wesp kon de gevaarlijke klauw maar net ontwijken.
Heb jij mij gestoken? gromt Leeuw.
Nee nee, zei de wesp geschrokken. Ik heb mijn angel nog.
Gauw toonde hij zijn billen waar een klein puntje uitstak
Het zou een libellenbeet kunnen zijn, opperde hij.
Toen maakte de wesp dat hij wegkwam. Leeuw holde naar Libel.
Vuurrood, riep hij, wijzend op zijn staart.
Libel gonsde om zijn oren.
Mijn bulten, zei ze beledigd, worden blauw.
Ik zou maar bij Hommel te rade gaan.
Maar Hommel had geen angel. Die was hij lang geleden verloren tijdens een gevecht met de bij.
De Hommel hield er niet van om er aan herinnerd te worden.
Bij, mompelde hij, Bij zou zoiets lafs kunnen doen, ja.
Zodra Bij Leeuw zag, vloog hij weg.
Over zijn schouder riep hij: Horzelbeet, Horzelbeet!
Het is een horzelbeet, bevestigde Mug.
Jaloers bekeek hij het werk van Horzel.
Juist, een horzelbeet. Maar waar is Horzel?
Ik weet het niet, zuchtte Mug vol bewondering.
Maar als je hem vindt, geef hem maar een compliment van mij. Wat een prachtbult.
Leeuw zocht de hele middag. Hij keek overal.
Zelfs op plekjes waar Horzel niet kon komen.
Niemand had Horzel gezien.
En Paard, die het vaakst door Horzel bezocht werd,wist het ook niet.
Aan het eind van de middag was het geduld van Leeuw op.
Hij was te moe om verder te zoeken.. Korzelig ging hij zitten.
Vlinder kreeg medelijden met Leeuw.
Ze had een hekel aan Horzel, die altijd haar kindertjes achterna zat.
Ze fladderde naar Leeuw en fluisterde in zijn oor: Horzel doet verstoppertje.
Ze wees naar de zebra’s. De kudde draafde heen en weer over de vlakte.
Kijk, zie je wel, zei ze met fluwelen stem. Op die zebra zit hij.
Op die daar… Leeuw keek en keek en keek.
Maar alles wat hij zag was een wirwar van strepen.
Kop noch staart kon hij onderscheiden.
Het was om duizelig van te worden. Het was om hoofdpijn van te krijgen.
Verslagen sjokte Leeuw naar huis. Horzel klapte in zijn handen.
Ik heb de allerbeste verstopplek bedacht, riep hij trots.
Niemand kan mij vinden, hahaha.
Maar na een poosje kwam hij tevoorschijn.
Brommend vloog hij naar huis.
Want verstoppertje doen in je eentje omdat niemand je zoekt, daar was eigenlijk niks aan.

Post navigation